logo albanieblog


3 Bij het Ohridmeer



Dinsdag, 29 mei 2018 

Tani = nu, ketu = hier, ku = waar, me vonë = later, dua = ik wil, nesër = morgen. Dat zijn de woorden die ik nodig heb. Dit wil ik nu, waar zijn we hier, later wil ik zus en zo, of misschien wel morgen. Ndoshta = misschien. Misschien ook niet. Is het ja of nee? Ik vraag het soms drie keer. Po ose jo? Mensen waggelen met hun hoofd als ze ja bedoelen. Jo, jo, jo, als je denkt ja, ja, ja, is nee! Mund? Kan ik? A mund të bey foto? Kan ik een foto maken. Jo jo jo. Mund? Jo! Nee? Jo! Jullie zien, ik zit er lekker in.

Zondag van Elbasan naar Pogradec, bij het meer van Ohrid. Daniel bracht me naar het busstation, samen met zijn vriendin. Het gaf niet zei hij, het was de auto van de zaak. De oostelijke busterminal was leeg, zelfs tot zijn verbazing. Iets met een nieuwe weg. Bellen bellen, en toen had hij afgesproken dat er een bus voor me zou stoppen bij een tankstation, over 20 minuten, drink maar een koffie. De man van het tankstation veegde mijn flesje water helemaal af met servetten, jo jo jo schreeuwde hij in mijn oor toen er een bus stopte en ik erheen wilde snellen. Dat was niet de goede. Welke dan? Ik bleef er staan en de ene na de andere reed voorbij. Tot ik mijn hand opstak, toen stopte er direct een. Een klein busje met een grote bos takken op het dak.


takken
Dit was de bestuurder, en zijn vrouw?


Ik reed mee tot Librazhd, daar wilde ik informeren waar je moest wezen om te raften. Niemand begreep er iets van, dus toen er weer een bus langsreed, stak ik mijn hand op en stapte in. Ik zat helemaal tegen het raam geplakt, zo mooi was het. Bergen en de rivier, mensen op het land, af en toe de vergeten spoorbaan, soms met een koe eraan, aan een touw. Voorbij Përrenjas gingen we steil omhoog de bergen in, ik begreep niet hoe het kon met zo'n oude bus, naar Shafë Tanë, de pas waar je kunt afslaan naar Macedonië. Toen ik het meer van Ohrid zag, leek het wel een fata morgana, er hing een soort ijle nevel boven. Ik zag Lin, allemaal zoals op Google Earth (het bestond echt!), met de landtong in het meer, aan één kant bewoond. De visuele helft van de reis had ik al gemaakt, nu had ik de muziek erbij (Alba-rock, Alba-hazes of Alba-amalia), de geuren, het schudden van de bus. En het contact met de mensen, toch wel het meest bepalende wat mij betreft.


bergen
Onderweg van Elbasan naar Pogradec

ohridmeer
Het Ohridmeer


Schitterend was het, ik bleef maar foto's maken,  voelde me weer net als toen we ruim dertig jaar geleden op wereldreis waren, alles was nieuw. Even dacht ik dat ik er ook nog hetzelfde uitzag, omdat mensen hier op me reageren zoals toen. Bijna toch wel hoor, alleen tien vijftien kilo zwaarder, grijs en het vlees dat ik toen op mijn wangen had hangt nu onder mijn kin. Wie let daarop?
Bij het begin van Pogradec stapte ik uit, om na 200 meter spontaan tegen mijn hotel aan te lopen, Sigal. De bar bij de receptie zag er afschuwlijk kaal en donker uit, maar de kamer was een grote verrassing, en het sanitair ook, stijlvol en degelijk, alles werkte en niets ontbrak, er was zelfs een bedlampje (tot nu toe moest ik bijna een zonnebril op als ik het licht aan had in mijn kamer) en de wifi deed het gewoon! Kon niet beter.

Ik ging meteen weer naar buiten en liep langs het meer, dat er werkelijk prachtig uitzag in het licht van de middag. Je zou verwachten dat de diepte van 300 meter op het diepste punt een soort turbulentie met zich mee zou brengen, maar daar was niets van te zien, het water was mysterieus en kalm, een spiegel van de strakblauwe hemel. Aan alle oevers zag ik bergen achter elkaar oprijzen in alle tinten blauwgrijs. De sfeer op de boulevard was zoals het meer, ontspannen, bijna ingetogen, een verademing moet ik zeggen na al die dagen in de stad. Groepjes oude mannen, allemaal met hoed of pet, zaten onder afdakjes domino te spelen, kinderen draaiden rond op minipaardjes op minicarousselletjes in minipretparkjes, het was allemaal van een ontroerende eenvoud.


meer met mensen
Bij het meer

domino
Domino



Die middag maakte ik wel iets mee waar ik nog steeds aan denk. Ik liep door de straatjes en kwam bij de markt, die zich als een olievlek uitspreidt over de straten van een complete wijk dwars door de koele loodsen tussen de zijstraten van die straten, gevuld met kramen en tafeltjes waar mensen hun spullen hebben uitgestald: van plastic speelgoed, kleren, schoenen en sloffen, kaas, noten, vruchten, groenten en fruit tot zakjes vis vers uit het meer, en dan allemaal heel veel van hetzelfde naast elkaar met veel meer mensen die iets willen verkopen dan mensen die iets willen kopen...


markt

markt

kolenschoppen


maar enfin, het was een uur of vier denk ik, het liep een beetje op zijn einde, sommige mensen waren al aan het opruimen en overal lag rotzooi en viezigheid. Aan de rand van een tuin met een ijzeren omheining stond een vrouw kleren in dozen te proppen, vlak naast drie van die grote grijze containers, helemaal vol met vuil. En daar hoorde ik een heel hard gepiep. Jonge vogels dacht ik eerst, maar het klonk niet gezellig, het klonk als heftige nood. Niet mee bemoeien zei ik bij mezelf maar na een half uur kwam ik er weer voorbij en kon ik het niet laten te gaan kijken. De vrouw wees me aan waar het geluid vandaan kwam: uit een doos die in de volle zon achter een van de containers stond. En daar ontwaardde ik tussen plastic zakken en kranten een stuk of vier vijf piepjonge katjes. Ze waren zo klein dat ik er wel twee in één hand vast zou kunnen houden. En ze waren duidelijk in nood. Zweterig en ten einde raad probeerden ze met hun laatste krachten tegen de wand van de doos op te kruipen. Ik moest bijna overgeven toen ik het zag. De vrouw had er ook moeite mee, gaf ze aan. Ik kon maar niet begrijpen dat ze zelfs niet op het idee gekomen was de doos tenminste in de schaduw te zetten. Toen ik dat deed, werd het piepen meteen minder. Verder wist ik niet wat ik moest doen. Ze waren sowieso kansloos, in Albanië worden katten zover ik weet niet als huisdier gehouden, je ziet weleens van die doodzieke scharminkels tussen het vuil scharrelen, dat zijn er dan een paar die het hebben overleefd, maar wat voor leven, net als al die straathonden, die overigens geen vlieg kwaad doen en door de mensen ook totaal met rust worden gelaten, je denkt soms dat ze beter uit hun lijden verlost zouden kunnen worden. Wat zou Anita doen vroeg ik mij af, mijn vriendin de dierenvriend. Ze zou ze nooit alleen gelaten hebben, wist ik zeker, maar ja ik was haar niet. Ik dacht dat ik de katjes het beste in een zak zou kunnen doen en verstikken... dat was het meest humaan geweest, maar dat durfde ik natuurlijk niet. Uiteindelijk liep ik weg. Ze gaan vanzelf dood dacht ik, straks komt de vuilniswagen, dan worden ze vermalen. Dit gebeurt elke dag, het zijn de harde wetten van de natuur, kom op weekdier... maar als ik eraan denk, hoor ik nog steeds dat piepen, en het appel.

Cosa dovremmo fare?

Gisteren een avontuur in de serie de gevaarlijkste wegen van Europa en alleen op de wereld (relatief dan). Ik wilde naar het Selca Plateau voor de Illyrische tombes van de koning van de Dassareten, volgens mij een van de meest mysterieuze vondsten uit de tijd van de eerste Albanezen, met pilaren die half uit de rotsen zijn uitgehakt. Uit het boek van Gloyer had ik onthouden dat je over een redelijke weg in de buurt kon komen om vervolgens een half uur te klimmen. Ik had ook in mijn hoofd dat er regelmatig bussen uit Pogradec zouden gaan. Inderdaad ging er een bus naar dichtbij Selca, zo bleek toen ik op het station aankwam en verschillende chauffeurs, allemaal privaat volgens mij, op me af renden. Hij ging zelfs nog vrij snel ook, dus ik dacht dat het om een frequente lijn ging.


busstation
Het busstation


Na vertrek ging de bus tot mijn verbazing naar het noorden, langs het meer, langs Lin, de pas van Thanë. Hij sloeg af bij Uranë, zag ik toen, en vervolgens begon hij waanzinnig te klimmen over smalle, rotsige weggetjes langs spleten en ravijnen. We schudden met zijn allen als gekken heen en weer, en ik zag zelfs de jongste knullen zich vastgrijpen aan de stoelen omdat ze het eng vonden. Ik was zelf licht ongerust maar vond het ook wel mooi. En ongelooflijk. Zou die chauffeur telkens opnieuw zijn leven wagen, vroeg ik me af. Hoe waardeerden ze dan dat leven?
Gollik, zag ik op een bordje. Ik keek op mijn kaart en zag dat we weer anders reden dan ik had gedacht. In plaats van de weg die op mijn kaart geel was, langs Proptisht, hadden we het kleine grijze streepje door de bergen. Bij elk huis zo'n beetje stapten mensen uit, meteen een hekje door met een ezelf of paard erachter, of via een stoffig paadje ergens de diepte in. Het viel me wel op dat ze overal aan het bouwen waren, in de lagergelegen stukken waren bulldozers aan het werk op afgravingen met grote structuren en stukken beton. Een vierbaansweg, bleek later.


kaart
Het stukje kaart met Pogradec, Lin en Selca


Waar ik was, was het anders. Kaal en verlaten. Op een zeker moment meende ik een bordje te zien dat naar iets historisch' wees. Ik had gedacht dat de chauffeur me wel zou waarschuwen, hij wist waar ik heen wilde. Een paar honderd meter verder stopte het busje en stapten de laatste mensen uit. Het bleek het eindpunt, ook aan het einde van de wereld, althans in Albanië. Selca, Selca? vroeg ik. Niemand sprak een woord van een andere taal. Ze begonnen naar boven te wijzen. Gewoon naar boven lopen en linksaf, dan kwam ik er vanzelf. En de autobus, vroeg ik, cfare ora? Hoe laat? Autobus? De chauffeur begon met zijn vinger te zwaaien. Niet vandaag, zei hij. Morgen. Nesër. Daarheen daarheen, riepen de mannetjes, naar boven wijzend, Selca. Dachten ze dan dat ik daar zou gaan slapen? Ik wist het niet, het leek me raar om meteen weer in te stappen, dus begon ik maar stom naar boven te lopen. Toen zag ik het busje draaien en wegrijden. Stop, riep ik nog, beseffend wat er gebeurde, maar hij verdween.


onderweg

onderweg paard

onderweg
Het Selca plateau, waar ik nooit ben gekomen

Daar stond ik, helemaal alleen op een stoffige weg in de bergen. Dit was de eerste keer dat ik bang was in Albanië, de schrik was me om het hart geslagen. Hoe kon ik toch zo stom zijn? Waar moest ik heen en wie zou me helpen als er iets gebeurde? In plaats van naar boven te lopen, begon ik naar beneden te rennen, de twee oude mannen achterna. Maar ze waren verdwenen in de diepte. Daar was wel een dorpje. Ik had eerst naar Selca kunnen gaan en vervolgens kunnen kijken hoe ik terug kon komen, maar ik kon alleen maar denken aan terug en weg en veilig. Het dorpje was schitterend, pure bukolische folklore. Het deed me denken - dacht ik achteraf, niet toen - aan een dorpje in de Picos, Bulnes heet het geloof ik, half in de rotsen gebouwd en je kunt er alleen te voet komen.
Bij het eerste huis keek ik door een houten poortje, recht in een heel lief gezicht met bruine ogen. Een vrouw van een jaar of zeventig dacht ik (bleek zestig te zijn), ze deed de poort open en keek me vriendelijk, vol belangstelling en zonder enige achterdocht aan. Ik werd er meteen wat kalmer van. Ik probeerde mijn beste Albanees, terwijl er langzaam wat meer mensen op het plaatsje verschenen, en tot mijn verrassing kwam er toen een man naar buiten die Italiaans bleek te spreken. De zoon van de vrouw. Ho avuto paura, zei ik meteen. Waar dat nou weer vandaan kwam? Het was een schot in de roos. Ik moest binnen komen, speciaal voor de gelegenheid werden er twee keukenstoelen in de entree gezet, daar mochten de man en ik op zitten. Er kwam een butagasje tevoorschijn voor de koffie, een jongetje rende weg met een munt om in een winkeltje een paar sigaretten te halen, oma was op de grond gaan zitten, aan mijn voeten (!). Calme, calme, zei de man, ik hoefde nergens bang voor te zijn. Het was zo ontzettend lief, ik zal het nooit vergeten. Ook dat gevoel niet van verlatenheid en angst daar op dat stoffige pad in de bergen. Ik heb vaker die situaties gehad in mijn leven, maar niet vaak zo'n angst. Toch de leeftijd?

Maar goed, wat te doen? De zoon, Martin, wilde wel met me mee naar Selca, maar ik moest er dan niet op rekenen die dag nog terug naar Pogradec te kunnen. Als ik bij hun wilde blijven... geen enkel probleem, zo lang als ik wilde, hun huis was mijn huis. Bedankt, zei ik, heel heel heel sympatico, maar ik wil terug naar Pogradec. Het deed wel een beetje pijn, zag ik, maar ik zag het niet zitten zonder wifi, Jet zou te ongerust zijn als ze niets van me zou horen, en de rest van de dag mensen aan mijn voeten... ehm.
Martin peinsde en ik wist zeker dat hij iets zou bedenken waar ik mee kon leven. Uiteindelijk, na wat kersen en foto's, begonnen we te lopen, naar beneden over een stoffig stenen pad, eerst door het pittoreske dorpje in de rotsen, dat Kriscovë bleek te heten, toen over een breder pad, een half uur drie kwartier denk ik, tot Proptisht, dat aan de in mijn kaart geel gemarkeerde weg lag.


de familie
De familie in Kriscovë

opa en oma
Opa en oma


Onderweg vertelde Martin me zijn levensverhaal. Hij en zijn vrouw Irma, ook zo'n lieverd, waren allebei in Kriscovë geboren. Hij had twee jaar in Italië gewerkt en geld verdiend, toen de kinderen nog kleiner waren - ze waren nu een jaar of zeven en twaalf denk ik - maar hij had zijn familie zo gemist. Un piacere, zei hij, de familie. Maar het leven hier... Cosa dovremmo fare? Wat moeten we doen? Voor jou is dit een schilderachtig dorpje, zei hij, voor ons is het een gevangenis. Waar moet je heen als je iets hebt? Welke toekomst geef ik mijn kinderen? Als ik met de familie naar Nederland kon komen, zei hij, zou ik het zonder enige aarzeling doen. Hij werkte ook aan de weg, kon vrachtwagens besturen, niet dagelijks geloof ik, maar als er gelegenheid was. Dan verdiende hij tien euro voor een hele dag. Dat verdienen jullie in een uur, zei hij. Ik zei maar niet dat dat nog erg aan de lage kant was. Met dat tientje moest hij zijn gezin, maar ook zijn ouders onderhouden en zijn jongere broer, die acteur wilde worden (die was op een zeker moment ook aan komen zetten met een extreem zweterige hand en een tekst van Mollière, ik vond dat wel heel bijzonder daar in de bergen, hij wilde niet op de foto). Cosa posso fare? Ik begrijp het ik begrijp het, zei ik maar de hele tijd, wist niets beters, voelde me erg lullig en onthand.
Via een riviertje met een ingezakte brug erover - ik zag daar een bordje naar de Selca tombes, dat was dan wel veel langer lopen dan een half uur vanaf de weg - kwamen we bij het gehuchtje Poprisht. Ik zag dat de weg daar in plaats van beter nog slechter was dan boven, de kleur op de kaart zei dus eigenlijk niets.

Wordt het verhaal langdradig lezers? Ik ben bijna klaar hoor. Nu is het wachten op een auto, zei Martin. Van Përrenjas naar Pogradec is geen probleem. Het probleem is van hier naar Përrenjas. We zaten op een terrasje naar de weg te kijken, waar alleen af en toe een herder met een koe voorbijkwam, een man met een kip in een zak op een brommer, en wat verdwaald werkverkeer. Gek genoeg was er wel een hotelletje daar op die driespong. Irma belde, ik hoorde haar schreeuwen. Zou ze toch kwaad op Martin geworden zijn dat hij met me mee was gegaan? Nee, ze had voorgesteld haar broer met een motor te sturen als er niemand zou komen om me mee te nemen. Dat leek me wel wat, alleen supergevaarlijk met al dat losliggende steen. Op dat moment reed er een zwarte Mercedes voorbij met een jonge knul met zonnenbril erin. Martin floot en hij stopte. Voor duizend wilde hij me wel naar Përrenjas brengen. Ga je mee dan, vroeg ik, want de jongen zag er uit als maffia. Als je wilt ga ik mee, zei hij. Maar hij is oké, ik ken hem. Ik gaf Martin ook duizend lek voor zijn hulp en nam afscheid met een dankbaar en warm gevoel. De jongen in de auto, heel jong, misschien 25, en heel cool, stoel achterover, zonnebril op, constant bellend, keihard scheurend als de staat van de weg het ook maar enigszins toeliet, was inderdaad oké, hij stopte zelfs om me de Ottomaanse burg Ura en Golikul te laten zien, om me een slokje water te laten nemen (wat niet ging door al dat schudden) en om een boerin mee te nemen die langs de weg stond te wachten. Die vrouw zette hele grote ogen op, zag ik nog, toen ik in Përrenjas werd 'overgedragen' en ik hem de afgesproken 1000 lek gaf (8 euro). Dat verdiende zij waarschijnlijk nog niet in een week. Ik schaamde me ook wel een beetje maar wat moest ik doen?


kriscovekip
Kriscove en Proptisht


Wijn van het huis in het huis van de dichter

Het was me wat, een klassieke stommiteit die niet brengt wat ik zocht maar wel iets anders dat ik toch als waardevol zie. Je zoekt zilver en vindt goud. Er zat trouwens goud in die berg, zei Martin, soms kwamen er mensen om het te zoeken. Waarom jij niet, vroeg ik, maar zijn antwoord heb ik niet begrepen.

's Avonds at ik in restaurant Poradeci, op een laag bankje met een schapenvacht, Turkse ornamenten en antieke foto's aan de muur. Heel charmant en authentiek, maar de kaart was zo verkreukeld en de ober, hoewel hij heel goed Engels sprak, keek zo wazig uit zijn ogen dat ik geen vlees durfde te nemen (weet niet of het een goede reden is, ik volgde mijn  intuïtie), nam maar weer een salade en een wijn. Die wijn, heel gek, smaakte een beetje naar eend, en ik vond hem echt verrukkelijk. Ik vroeg waar hij vandaan kwam. Van het huis, zei de jongen. Huis, hoe dan, heb je druiven in de tuin? Hoe heet de druif? Dat wist hij niet, het was land van de familie. Weet je wat je moet doen, zei ik, aangezien het restaurant en de jongen ondanks de authenticiteit toch wel een wat verlopen indruk maakten, je moet met de toeristeninformatie gaan praten en wijnproeverijen organiseren op het landgoed, dat vinden toeristen geweldig. Die wijn is fantastisch. Thank you, thank you, zei hij, wazig lachend. Toen zag ik een oude man zitten in een donker zijkamertje. Hallo riep ik enthousiast, ik probeerde met hem een praatje aan te knopen, wat lukte via het aanwijzen van mensen op de foto's. Ik had gelezen over de dichter Poradeci hier uit Pogradec, die in de diaspora niets anders had gedaan dan zijn geboortestad bezingen (hij stierf in armoede in 1987). Ik had me al afgevraagd of dit restaurant iets met hem te maken had. En dat bleek zo te zijn! Hij had in dit huis gewoond en was, als ik het goed begrepen heb, een oom van de oude man. Ik werd er heel enthousiast van. In het huis van de dichter.

Dat was gisteravond, daarna heb ik nog gewandeld en een biertje gedronken op het terras van hotel Enkelana, en alle appjes beantwoord naar aanleiding van mijn blog. Dat was leuk om te doen, ik zag de actie voor me als een soort koker van nuchtere Nederlandse intimiteit, voor zover geen contradictie, in de zweterige, exotische gebeurtenissen van de dag.
Terug in het hotel wilde ik aan mijn blog gaan werken, dit hele verhaal, toen ik een melding van Dropbox kreeg, dat mijn ruimte op was en ik moest upgraden voor 99 dollar per jaar, voor één terrabite. Een hele tijd lukte het niet, ik kreeg het er bloedheet van, zie je wel, dacht ik, hier is dat addertje onder het gras, maar rustig blijven, en toen lukte het toch. En gelukkig lieve lezers, want anders hadden jullie dit allemaal moeten missen.. stel je voor. Dropbox is nu trouwens nog bezig alle foto's te uploaden die ik gisteren van mijn camera en telefoon op de pc heb gezet, op een zeker moment zag ik staan 72 hrs left. Nu nog maar 3 hrs. Ik snap niet hoe het werkt, heeft Dropbox ook toegang als de pc uit staat.


icka
Houtsnijder Icka


Anyway, ik vind het een groot avontuur, heel Albanië. En geloof het of niet, ik ben de hele ochtend met deze aflevering bezig geweest, dus ik hoop dat je er plezier van hebt gehad. Ik blijf hier nog twee dagen, dus er komt waarschijnlijk nog meer. Blijf lezen!

Woensdag, 30 mei 2018 Naar Macedonië

De eerste verbazing van vandaag: een dame van het postkantoor die alle postzegels voor me likt - met veel consumptie - en op de kaarten plakt. Waar ik bij sta. Tweede verbazing: in het verstofte museum van Pogradec werkt een vrouw die 1) Engels spreekt en 2) álles weet. Van de collectie, of wat ervan over is na de plunderingen van 1997, van de geschiedenis van Albanië en Pogradec, en van de lokale en landelijke politiek. Ze vertelt over de megalomanie van de communisten. In 1920 werd in deze streek al ijzer en nikkel gewonnen, de communisten bouwden enorme fabrieken om de mijnen heen. Maar ze hadden niet de menselijke en intellectuele capaciteit, zegt ze, om er ook echt iets goeds mee te doen. Van het grote leegstaande en totaal vervallen gebouw dat hier aan de overkant van de straat staat, vertelt ze dat koning Zog hier een koffie dronk toen de Italianen binnenvielen.


hotel
Het oude hotel


De communisten confisceerden het gebouw na de oorlog en nu kunnen de verschillende partijen die claimen eigendomsrechten te hebben het niet eens worden over een nieuwe bestemming. Dus staat het maar te vervallen. Ze vertelde dat de zoon van Zog in 1979 geprobeerd heeft een staatsgreep te plegen en dat zijn kleinzoon adviseur was van de president, wat ze een grote paradox vond. De hele term royal vond ze trouwens ongepast. Een koning die zichzelf tot koning uitroept is geen koning. En goud in de berg van Selca, wat Martin had gezegd, dat klopt niet. Mensen denken dat als ze archeologen zien graven. Het echte goud, zegt ze, is het monument.
Ik sta uren met Froseda te praten en dan spreken we af dat ik over een paar weken samen met Jet (mijn vriendin) en haar naar Selca ga. Een herkansing, met een gids.


bunker
Bunker bij een school in Pogradec

bunker
Bunker bij Tushemisht


Derde verbazing: de jongen bij wie ik gisteren een fiets had gereserveerd zit er trouw mee te wachten al ben ik uren te laat. Hij heeft het zadel wat hoger gezet, maar niet hoog genoeg. En deze jongen, die fietsen verhuurt, heeft geen Engelse sleutel, hij moet er een stuk voor fietsen. Ik ga zelf wel, geef ik aan, waar is het? Een klein jongetje wordt erop uitgestuurd, hij moet voor me uitfietsen, straten en stegen door, op een onnavolgbare manier, keihard fietsend en dan weer keihard remmend, rechts op de weg, links op de weg, levensgevaarlijk. Mijn zadel is prima, maar het eerste wat ik doe is op de markt een Engelse sleutel kopen, voor die jongen. Oei, denk ik, wel 250 lek. Zo snel pas je je aan. Ik moet denken aan Maud en mij op Bali, dat we riepen: wat! Vijf cent voor een banaan, zijn ze gek geworden!


prinsessenkat
Bij Vila Arte en aan het water

bootje
Taxi


Met een paar tussenstops fiets ik naar de grens met  Macedonië, waar ik gisteren ook al heb gestaan maar toen zonder paspoort. De vierde en grootste verbazing volgt daar: een auto stopt, een man stapt uit en geeft de douanier een slof sigaretten, ik geloof overigens wel voor geld. De douanier legt de sigaretten weg en loopt naar de auto toe, waar een collega net de kofferbak heeft geopend. Drie andere inzittenden staan erbij. Ik knipper met mijn ogen, zie ik het goed? De kofferbak zit vol met baksteenvormige stukken grijs spul, je zou zeggen klei, als de mannen eruit zouden zien als pottenbakkers, maar dat doen ze niet. Ben ik hier nou getuige van een oogluikend gedoogde smokkel van 3 a 400 kilo hash? Ik zou echt niet weten wat het anders was...


caravans
Camping in het groen


Ik ben naar Macedonië gegaan voor het klooster van Sveti Naum, een middeleeuwse heilige. Een paar kilometer over de grens zie ik een ander, kleiner klooster net naast de weg, erg mooi. Het blijkt de kerk gewijd aan Sveti (heilige) Atanasie Veliki te zijn, met een aantal verblijfsplaatsen. Een vrouwtje dat heel geconcentreerd iets zit te schillen wil het me wel laten zien. Het duurt 10 minuten voor ze het slot open heeft en dan stroomt het felle blauw van frisse nieuwe fresco's over mijn netvlies heen. De vloer is ook prachtig, kleine estrikken in ruiten van keien. De vrouw slaat het ene kruis na het andere en lijkt terwijl ze alle heiligen aanwijst en bij naam noemt zelf langzaam in extase te komen. Op een gegeven moment knielt ze om de voeten van een heilige te kussen en vervolgens.... begint ze te huilen. Van pijn, vraag ik op goed geluk in het Pools, want dat lijkt er wat op te lijken. Nee nee geen pijn. Het is de verering. Of ik katholiek ben, vraagt ze huilend. Ik zeg maar ja om teleurstelling te voorkomen, en dan begint ze nog harder te huilen.

Het klooster van Sveti Naum is mooi, van buiten rond en vriendelijk, grijs en lichtoranje van kleur, van binnen vol zeer oude fresco's en het graf van de heilige van wie je volgens de legende zijn hartslag nog kan horen als je je oor op het graf legt. De kerk is onderdeel van een uitgestrekt complex, waarin het toerisme volgens mij een steeds belangrijker rol heeft, met restaurants, huurbootjes en een lint van kraampjes met sieraden en dolken, met boten en watertaxi's en rondom tuinen. Daar wordt net een bruidsreprtage gemaakt, ik had het bruidspaar al gezien bij de grens, in een zwarte Mercedes, en helemaal niet blij, ik zag dat er nu nog steeds geen lachje af kon, je vroeg je af waarom ze elkaar het jawoord zouden geven. Veel pauwen ook daar, met waarschuwingingen dat ze jou en je kinderen kunnen beschadigen. En een bord Bootje huren naar de bronnen (sic!). Ik meen inderdaad een oververtegenwoordiging van Hollanders te bespeuren, op dagtocht uit Macedonië, met de boot.


sveti naum
Het klooster van Sveti Naum

bruidspaar
Het dolgelukkige bruidspaar


Tot slot vanavond nog iets geweldigs. Een ontmoeting met Taso, alias van Anastas Kostandini, een van de beroemdste schilders van Albanië. Hij woont en werkt in Pogradec en stelt zijn atelier open voor wie maar langs wil komen. Hij ontvangt me heel vriendelijk en open, zijn vrouw is op een balkon bezig met plantjes, heel huiselijk, ik hoor Mozart, het is een oase van beschaving moet ik toegeven, na al die getatoeëerde, verveelde niet al te pienter ogende mannen met slechte gebitten die ik hier tegekom. In een kleine ruimte bij zijn atelier heeft hij een paar honderd werken staan en hangen. Olieverfschilderijen, aquarel en pastel, lino's en gravures, van landschappen, portretten en voorstellingen van legendes. Kleurrijk vooral, erg divers en lekker om naar te kijken. Al snel kom ik erachter dat het werkelijk maar een fractie is van wat hij heeft gemaakt. I want to tell you something else, zegt hij steeds (hij bedoelt show, maar met dat showen vertelt hij natuurlijk ook iets), dan gaat er weer een deur open en zijn we een ruimte verder. Hij is net twee weken in Parijs geweest waar zijn dochter woont, vertelt hij. Dan jeuken je handen zeker om weer te schilderen, vraag ik. Hoe naïef kan ik zijn? Hij laat zien wat hij in de afgelopen twee weken gemaakt heeft: drie vier tekeningen en schilderijen per dag, van kerken, straatbeelden, Montmartre, zijn dochter, Normandië. Ik maak een foto van een schetsboekje. Dat ontroert me altijd, zeg ik, dan gaat er een kast open en zie ik er zeker vijftig staan, allemaal vol, en de ene tekening nog mooier dan de ander. Ik ben diep onder de indruk. We hebben het ook over Poradeci en Kuteli, door wier poëzie hij zich laat inspireren, we zijn inmiddels op de eerste verdieping van het huis gekomen, van onder tot boven vol kunst en daar zie ik het schilderij dat ik ook in het museum zag, met Lasgush Poradeci, hij heeft er een aantal van gemaakt. Veel schilderijen daar op de trap uit de communistische tijd. Hij is van 1954 dus de meeste tijd van zijn leven, nog steeds, schilderde hij onder de communisten. Een commissie beoordeelde of zijn werk geschikt was, soms moest hij stukken verbranden. Hij wil er heel veel over zeggen, maar woorden schieten hem te kort. Het was een heel zware tijd, net als in 1997 toen overal plunderingen uitbraken en Albanië op de rand van een burgeroorlog balanceerde, maar ook interessant, laat hij weten. Hij geeft me een boek mee als ik wegga, met zijn werk, en schrijft er nog wat in ook. Ivone, lees ik. Op straat loop ik te bladeren, het is gek hoe iemands werk aan zoveel andere werken doen denken, en uiteindelijk toch herkenbaar is als van één persoon. Dat zit in de beweging van de mensen, iets hoekigs en vloeiend tegelijk. Ik vond het een heel mooie ontmoeting, ben heel blij. Misschien kan ik hem naar Amsterdam halen, denk ik even, dat zou wat zijn. Met dat verhaal van het artistieke juk erbij.


taso
Schilderij van Taso uit 2013


Het is inmiddels donderdag 31 mei en vandaag ga ik naar Durrës, aan de kust, in afwachting van Jet, want die komt! Ik wil via Gramsh, moet dan eerst naar Korcë, het zal een hele reis zijn, dus ik ben vroeg opgestaan om dit te uploaden. Dank voor jullie aandacht lieve lezers en laat weten wat je van mijn verhalen vindt.

Naar de volgende aflevering
Terug naar het overzicht





Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau OpSchrift
Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100