pageview');
logo albanieblog


23 Weer Gjirokastër


Teuta bracht me naar de bus, ook weer zo lief, om zeven uur 's morgens, om bij het busstation te komen van Metalurgica, het ongelooflijke complex van gebouwen die in de communistische tijd 15 duizend mensen werk boden en nu 300. Daarvandaan ging mijn bus rechtstreeks naar Gjirokastër, een rit van ongeveer vier uur. Normaal zou je je vervelen, denk ik, tijdens zo'n lange busrit, maar ik ben eigenlijk de meeste tijd wel bezig met foto's en aantekeningen maken (en foto's weer weggooien).
Richting kust verandert het landschap, je ziet vierkanten roomwitte en vanillevlakleurige huizen in vlakke akkers en tegen de heuvels op, droge beddingen, kalkoenen als halfvolle vuilniszakken. Voorbij Lushnjë kom je in het uitgestrekte laagland van Myzeke. De weg is stil en het land is leeg, op de eenzame ploeteraars na die middenin in dorre velden staan te snijden of te rapen. Als je je realiseert hoe weinig het opbrengt... Ik herinner me dat een of andere Romeinse geschiedschrijver (Plinius?) zoiets zei over de arme stakkers uit Friesland die daar woest in de vette kleihopen stonden te hakken. Voor veel Albanezen is dat zware en onrendabele werk tweeduizend jaar later nog dagelijkse realiteit.


apparaat

onderweg
Steenverwerking

stalletjeStalletje

kassen
Bij Fier, groenteteelt onder plastic koepeltunnels

landschap

eenzaam

rivier

wat is dit

boom
Bij Tepelenë


Ik was met Jet al in Gjirokastër geweest (deel 9) en wij vonden het allebei een van de mooiste steden van het land. Maar ook hier had ik weer het een en ander gemist, vandaar dat ik hier mijn laatste dagen in Albanië door wilde brengen. Vanaf de hoofdweg nam ik een taxi naar mijn gasthuis. De chauffeur wist niet waar het was, maar bleef maar schreeuwen: no problem, no problem. Hij scheurde door de straten van de oude binnenstad rakelings langs toeristen, stoepjes en stalletjes. Careful! riep ik. No problem! Maar toen hij het straatje voorbij Hotel Gjirokastër in wilde rijden ging het toch bijna mis. Een paar mannen waren een kabel aan het trekken, deze hing heel onhandig over de weg op ongeveer een meter hoogte. Een man hield de kabel met veel moeite vast, maar de chauffeur zag hem en de hele kabel niet. Stop, schreeuwde ik, stop! Hij remde nog net op tijd. Ik wil niet weten wat er gebeurd zou zijn met de handen van de man die de kabel vasthield, of de ander die in de mast zat.


stadje
De oude stad van Gjirokastër

stadje


Flora's Guesthouse, waar ik had geboekt voor twaalf euro per nacht, was verrassend mooi: een grote kamer, een keukentje, eigen terras onder de druivenranken, en een enorme badkamer, met een bad, het eerste dat ik in een onderkomen ben tegengekomen. Probleem was: het is er koud, omdat er geen zonlicht binnenkomt (heerlijk voor de hete zomer) en er is geen wifi. Ik had het kunnen weten maar wilde dat toen kennelijk niet. Ze was erg beteuterd toen ik haar zei dat ik maar één nacht zou blijven, vanwege de wifi. Ze bleef maar ratelen in het Albanees. In de wintermaanden was ze in Tirana, begreep ik, bij haar zoon Drini (een neuroloog en heel, heel, heel goed, net als haar man Rrecip, die drie jaar geleden overleden was terwijl zij verderop even koffie was geen drinken, oh heel, heel, heel goed, er kwam zelfs een krantenartikel om het te bewijzen, Rrecip met de notabelen van Gjirokastër) en op een dag in de winter hadden ze haar internet afgesloten. Zomaar op een dag, knipknip, zij in Tirana bij Drini, want koud en toen knipknip, Flora slecht, in Gjirokastër alle hotels vol, maar Flora, op een dag, knipknip, geen internet, slecht.


flora's guesthouse
De mooie kamer in Flora's Guesthouse


Het was in de middag, de rest van de dag was ik bezig een nieuw hotel te zoeken. Nuttig werk, want zo kon ik ze allemaal even van binnen bekijken. De eigenaar van een van de eerste hotels van Gjirokastër, Dragua, bracht me van Kalemi 2 naar 1, waar ik onmiddellijk verkocht was vanwege de particuliere sfeer van een oud, Oostenrijks pension. Hij liet me zien hoe de deur vergrendeld kon worden met een dikke balk (net als de kerk in Janum) en hoe regenwater werd opgevangen in een ondergrondse kelder (net als in de boerderij in Janum) met een overloop. Wat is er Oostenrijks aan eigenlijk? De geur en het geluid van de trap denk ik, al het hout, de sfeer van lange avonden met elkaar.

Ik at in Kujtimi, waar ik in juni met Anduela had afgesproken. Er zat een grote groep Chinezen (of Japanners, eerlijk gezegd kan ik het verschil niet meer zien). Ze gingen een voor een naar binnen om een drankje uit de koelkast te halen. De eigenaren, Kujtim en Sylvana, keken ernaar met lege blikken, ze liepen duidelijk op hun tandvlees. Zij brengen hun winters door bij een zoon in Amerika om op te laden. Shumë punë, vertelden ze me allebei terwijl ze een voor een even bij me aan tafel kwamen zitten (ik hoop niet dat ze me zielig vonden omdat ik alleen was), pak lek, veel werk, weinig geld. Wat je zouden kunnen doen, dacht ik, om geld te verdienen, was gewoon de prijzen te verhogen. Omdat het restaurant dag na dag is volgepakt, ook dankzij de lovende recensies in alle gidsen (straks ook de mijne), zouden ze zich dit waarschijnlijk wel kunnen veroorloven, maar kennelijk wilden ze het niet uit loyaliteit met de locals. Hoe noem je zo iets? Trots, zuiver, of halsstarrig?

Het terras van Flora was fantastisch stil en ook de wifiloze kamer... geen piepje, geen kraakje, volkomen stilte, en ik sliep heerlijk, wat wel wat zegt. Ontbijt bij haar boven in het huis (ze had ook een binnendoortje dat gewoon in mijn kamer uitkwam), pruttige Turkse koffie. Ik ben niet lekker, zei Flora, van heel dichtbij, ze wreef over haar borst, een virus denk ik, zei ze, en ik dacht nog: zou je dan niet een piepklein stapje naar achteren doen, bij mij vandaan, maar kennelijk was het al te laat want nu, de volgende ochtend, heb ik het ook, benauwd en vol. Toen ik me voorbereid had op een smartelijk afscheid met veel geweeklaag en smekende blikken, ging het toch nog verrassend makkelijk. Ik had haar wel wat extra geld gegeven, waar ze heel blij mee was, misschien dat dat hielp, ik kreeg twee hartelijke kussen en ze zwaaide tot ik het straatje uit was. In het volgende straatje ging het omhoog, naar de westkant van de oude stad, niet ver van het vroegere huis van schrijfster Musine Kokalari (die 20 jaar in Burrell zat zonder reden en daarna nog 20 jaar de straat moest vegen voor ze stierf), naar Kalemi 1.


kokalari huis
Uitzicht vanaf het Kokalarihuis

herder
De oude geit de het laatste jonge blaadje eet


Ik wilde naar het aquaduct van Ali Pasha Tepelenë, dat wil zeggen het enige intact gebleven stuk van een ooit twaalf kilometer lang traject waarmee hij water uit de bergen naar het kasteel van Gjirokastër en de inwoners van de stad had gebracht. Het was voorbij de wijk Dunavat, waar je onder andere langs een Halveti tekke komt. Dit bleek een echt complex te zijn, met een groot huis, een tuin en twee heiligdommen waar oude baba's - de geestelijk leiders - begraven lagen aan de ene kant van de weg, en nog een heiligdom, een gemeenschapsruimte én een café naast een duiventil aan de andere kant. Ik stond een beetje rond te kijken toen ik werd aangesproken door een jonge vrouw, die de dochter van de huidige baba bleek te zijn, Celeste. Ze vond het fantastisch dat er eens iemand kwam en vertelde honderduit. De halveti, anders dan ik dacht, vallen niet onder de bektashi maar zijn gelijkgeordend als islamsektes net als de rufai, de suni, de mevlemi, de hajati en de gjusjani (spelling moet ik nog checken). In totaal zijn er twaalf van deze sektes van een islam die dichter bij de mensen staat, gerepresenteerd door de punten van een ster die de baba's dragen.


duiven
De duiventil bij de halveti tekke

babaduiven
Beeld van de vader van de huidige baba en een steenwerk


Celeste was de jongste van vier dochters van de baba en zijn vrouw. Ze was eerst, zo vertelde ze, half vervloekt omdat ze een meisje was en iedereen zo had gehoopt op een opvolger (want zo verlicht zijn de halveti nog niet dat ze een vrouwelijke baba toelaten) van haar vader. Maar omdat ze zoveel op haar opa, de vroeger baba, bleek te lijken, in haar uiterlijk, haar interesses en manieren, werd ze uiteindelijk toch omarmd. En nu was ze de enige van alle vier, die in Albanië wilde blijven. Ze hield van alles wat met de sekte te maken had, zei ze: de Arabische taal, literatuur, spiritualiteit.
Toen kwam haar vader, de baba zelf, het erfje op. Hij groette me heel vriendelijk en nodigde me uit voor een koffie in het caféetje. Hij sprak geen woord Engels of Italiaans, Celeste moest alles vertalen. Wat kenmerkend voor de halveti was, vroeg ik. Dat was dat hun baba's mogen trouwen, dat ze een groen uniform dragen en dat ze vechten tegen de vijand. Hoe dan? Op een spirituele manier, zei het meisje. Mensen kwamen naar haar vader toe als ze in nood waren, en dan hielp hij ze. Een dag was er een vrouw gekomen die wanhopig was omdat haar man haar sloeg. De baba had haar opgedragen suiker bij zijn voet te leggen (put sugar at his feet) en toen... toen was het probleem opgelost, hij had haar nooit meer geslagen. Ik vond het moeilijk te geloven, maar ze zat het te vertellen alsof elke twijfel overbodig was. De middelen die hiervoor gebruikt werden, hadden te maken met een driehoek, die zij zelf ook, verborgen in een hanger, op haar borst droeg. Ik snapte het niet helemaal, het was vrij abstract.

De baba zag er wel wat morsig uit, vond ik, met een verwaaide baard en schilfers op zijn huid, hij rookte aan één stuk door, duidelijk ook wat gespannen over de verrichtingen van een paar mannen die met een kleine graafmachine een rechthoekig gat langs de weg maakten waar even later (scheef!) een betonnen bak in werd gezet. Voor een nieuw elektriciteitshuisje, begreep ik, dat een ouder exemplaar moest vervangen dat gevaarlijk dicht bij hun huis stond. Maar de buurman was het er niet mee eens, zo vertelden ze, dus ze waren bang dat die stampij zou maken. Hij is een slechte persoon, vertrouwde Celeste me toe, na een aarzelende stilte. Hij is gefrustreerd omdat hij zijn vrouw geen kinderen kan geven, dat reageert hij op iedereen af, vooral op ons. Kan je vader zijn heilige driehoek niet gebruiken, vroeg ik. Ze vroeg het haar vader. Niet nodig, zei die, hij straft zichzelf door zo te zijn. Toch had hij wel een beetje last van de buurman, volgens mij, het leek me een echte Rijdende rechter kandidaat.


tuin
De tuin

celeste, baba en moeder
Celeste en haar ouders


Ik mocht de koffie niet betalen en kreeg van Celeste's moeder ook nog een bosje rozen mee, twee petula's en een stuk kaas, voor ik verder ging, een spoor van rozenblaadjes achterlatend (bosje ligt nu hier, ik kon het niet weggooien). Het aquaduct was niet ver, een paar honderd meter, dan linksaf aan het eind van de weg en dan rechtsaf. Hier ging ik over grote brokken steen langs een oude muur, waar aardig wat vuil lag, maar toen ik de hoek omging trof ik daar een regelrechte stort aan. Ik waadde tot mijn enkels door oude schoenen, strips, plastic zakken, kleren, afgedankte poppen en weet ik wat, tot de rand van een diepe kloof, waar ik iemand doodstil op een stuk rots zag zitten. Hij tuurde in de verte, en toen ik zijn blik volgde, zag ik het deel van het aquaduct dat over de kloof ging, in de verte. Een prachtig gezicht, maar wat een erbarmelijke loper!


vuil

brug
Het aquaduct van Ali Pasha Tepelenë, bij het hoofd van de man

Uiteindelijk sprak ik de man aan, het bleek een halve wilde te zijn, qua uiterlijk, maar wel een nobele, met veel geschreeuw wees hij me het pad dat naar het aquadact toe leidde, stukje terug en dan naar beneden. Terwijl ik zijn aanwijzingen volgde welde het geschreeuw aan. Hij schreeuwde naar twee jongens die een stuk of zes koeien over het pad joegen, misschien zei hij wel: opschieten, er wil iemand langs. Mogelijk dat de koeien van me schrokken of geen zin hadden om op te schieten, want ze begonnen ineens alle kanten op te rennen. De jongens renden er vloekend en schreeuwend achteraan om ze weer bij elkaar te drijven, op een zeker moment begon een koe zelfs een soort van te galopperen in de richting van het aquaduct. Een van de jongens rende de benen uit zijn lijf, ging bovenlangs om voor het beest te komen en hem terug te drijven.


koeien
Drie van de koeien, in de verte de galopperende koe en de jongen


Toen hij weer bijna terug was, bleken de andere koeien ineens te besluiten langs de helling naar beneden te gaan, tot uitzinnige razernij van de jongen die had staan wachten. Ik had vlakbij het pad, iets daarboven, op een steen zitten kijken. Nu richtte zijn woede zich op mij. Hij maakte een woest gebaar met zijn arm, ga toch weg, zoiets zei hij waarschijnlijk, het komt allemaal door jou. Ik maakte dat ik wegkwam, schaamde me dat ik het niet gemerkt had. Onderwijl was de oudere halve wilde naar beneden gekomen, hij moest vreselijk lachen. Komt het door mij, probeerde ik te vragen. Welnee, zei hij, geen probleem, geen probleem.
Toch zag ik er verder maar vanaf om naar het aquaduct te gaan, ik waadde door de vuilnishoop terug naar de straat, nam daar een busje tot het eindpunt om uit te vinden waar dat was, hing wat rond, kreeg een vrucht, dronk een koffie en toen ik onder een afdakje op de bus terug ging zitten wachten, brak ineens de enorme regenbui los, die zich de hele dag al min of meer had aangekondigd. Wat een geluk heb ik gehad, besefte ik, met al die weken stralende zon, nu, en vorige keer ook, al had ik nog zo lopen zweten. Vandaag, twee dagen voor mijn vertrek, is het voor de eerste keer grijs en dichtbewolkt. Net zoals we de vorige keer alleen de laatste dagen slecht weer hebben gehad.

Hierna ben ik naar het huis van de grote Albanese schrijver Ismail Kadare gegaan, dat nu, geheel opnieuw opgebouwd na een brand, als museum is ingericht. Er was een fototentoonstelling van een Oostenrijkse fotograaf, die een beeld gaf van het dagelijks leven van de Albanezen in de jaren net na de val van het communisme. Mannen in deuropeningen, betonflats met wasgoed, mensen die zich in een bus proberen te wringen, kinderen op straat. Het trof me hoe weinig er veranderd was aan het straatbeeld. Anduela, die avond, was het daar niet mee eens, maar het meisje dat er werkte kon het alleen maar beamen. Ze vond het ook bijzonder pijnlijk, iiet ze weten, Albanië kwam maar niet vooruit. Van politiek hield ze niet, vertrouwde ze me toe, ze studeerde wiskunde, maar als ze er één ding over mocht zeggen: politici doen niets voor de mensen, alleen voor zichzelf. Ook de burgermeester van Gjirokastër, vroeg ik. Ja, die ook, zei ze, to my opinion.
Het huis was prachtig, heel stevig, witgestuct met prachtig fris bewerkt hout op de plafonds en langs de muren. In verschillende kamers de kenmerkende lage bankjes en glooiende schouwen, heel mooi. Kadare is nu 82, hij woont in Parijs, heeft 94 titels geproduceerd en schrijft nog steeds. Ik heb één boek van hem gelezen, over een instituut voor het verzamelen en beoordelen van dromen, erg beeldend.


kadare
Posters bij de ingang van het Kadarehuis

foto
Foto van Robert Peigel (?) van Tirana

kadare huis
Een van de geheel opnieuw gebouwde kamers


's Avonds trof ik Anduela in Kujtimi, nadat ze het halve stadje had doorgerend omdat haar auto verkeerd geparkeerd stond en ze de politie had zien rijden. Het was erg leuk haar weer te zien, Henry, haar zoon, kwam weer een beetje meer tevoorschijn uit de ongemotiveerde adolescent die hij het laatste jaar geworden was, binnenkort zou hij een test in de Engelse taal gaan doen die mede kon beslissen of hij in het buitenland zou kunnen gaan studeren. Ze bleek trouwens toch mijn blog aan Zamira Rami te hebben doorgestuurd, de burgemeester die we hadden ontmoet maar over wie ik niet al te positief was (alsof ze een reclamefolder voorlas). Ik had haar wel gewaarschuwd maar het was al te laat geweest. Ik heb er niets over gehoord, zei Anduela, dus waarschijnlijk heeft ze niets gemerkt. Zelf bleef ze ook wel vrij diplomatiek dit keer. Ze wilde alleen kwijt dat Rami wel eens positiever was geweest dan nu. Misschien dat ze ontmoedigd geraakt was door hoe het in de gemeentepolitiek bleek te gaan.
Saillant trouwens dat ze net diezelfde dag een rondetafelgesprek gehad had, over afvalverwerking en -management. Ik ging rechtop zitten, had in gedachten al honderd brieven aan Edi Rama geschreven, met ideeën als containers met een code (doordat ze open staan, gaan honden en katten erin, om het vuil vervolgens mee te slepen over straat), ondergrondse vuilopslag en -verwerking, statiegeld of tappunten voor water. Als hij echt zou willen scoren... Al die dingen waren ter sprake gekomen, zei Anduela, ook de benutting van vuilverbranding voor energie, maar kennelijk, zo was de conclusie, waren er toch weer andere prioriteiten. Een bittere conclusie, lijkt mij, die kennelijk steeds opnieuw getrokken wordt. 


anduela en kujtim
Anduela en Kujtim (van het restaurant)

kamer
Mijn kamer in Kalemi


Het is nu kwart over vijf, woensdag, het regent een beetje. Sinds gisteren is er een groep van 11 Hollandse mannen neergestreken in het hotel, ze spelen nu poker, of yahtzee met steentjes, in de gemeenschapsruimte Ottomaanse stijl, gebruiken woorden als hatseflats en tjongejongejonge, dertigers, ik schat het puikje van een Leidse studentenclub, met namen als Marnix en Koen en, deze verzin ik zelf, Rogier. Ze hebben net zes bier en een fles wijn besteld dus ik denk dat het straks ietsje lawaaiiger wordt. Ik denk ook dat ik het virus van Flora heb, heb keelpijn, een dichte neus en een kop als een pioen. Vanmiddag, na nog wat wandelen achter het kasteel, waar ik een zwerver in de rivier zag poepen, ontmoette ik nog even Edi van het Babametohuis, die de sleutel van het enorme gebouw onder de bloempot vandaan viste en me gapend een paar vertrekken liet zien, waarna ik even mocht plaatsnemen op de lage bank van de oda. Ik heb daar de laatste informatie verzameld die ik denk nodig te hebben, ben nu, na dit laatste blog, vrij. Heb Anduela afgezegd omdat ik zo'n volle kop heb, ga morgenvroeg op pad, eerst naar Tirana dan naar Krujë, ga Xeni nog een keer ontmoeten (deel 2) hoop dat het allemaal een beetje gezellig blijft. Het is misschien niet leuk om zo te eindigen maar ik ben blij dat het erop zit, zeg ik eerlijk, en zie ernaaruit dit laatste deel van de reis te verwerken en het boek voor publicatie gereed te maken, wat nog wel de grootste klus zal zijn (de details hè, puntjes op de i die complete graancirkels blijken te zijn). Het was prachtig, maar nu is het even genoeg. Dus familie, vrienden, dank voor jullie betrokkenheid, koop allemaal mijn boek en ontdek vervolgens zelf de mooie kanten van dit op vele gebieden gehinderde, half geruïneerde, trieste maar ook niet kapot te krijgen en op veel, heel veel plekken adembenemend mooie land met de liefste en meest gastvrije bevolking die je ooit zult tegenkomen. Tot een andere keer!


sotira kerk
Teken aan de oostkant van de Sotirakerk

vanaf de oude bazaar

mier



Terug naar het overzicht




Heb je vragen, opmerkingen, tips? Mail!
Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau OpSchrift
Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100